Overslaan en naar de inhoud gaan
x
Theo Dirix

Hoeden en petten, anders

Onlangs schoot me door het hoofd: waarom zou de Europese hoodie-drager zich liever met Amerikaanse gangsterromantiek identificeren dan met een monnikenkovel? Niet alleen de capuchon is dezelfde, zelfs de kangoeroezak heeft dezelfde functie als de brede mouwen van de kovel. Elke gelijkenis met de Marokkaanse djelleba -unisex zoals de hoodie maar niet zoals de kovel- berust louter op toeval. Of misschien niet.

Van mijn vader herinner ik mij nog de vraag: “Waar gaat die hoed met dat manneke naartoe?” Die vraag was de schuld van mijn moeder: van kleins af aan liet ze me petjes dragen. Dat ik ook vandaag nog meestal iets op mijn hoofd heb, ligt dan weer aan de kaalheid die ik van hem heb geërfd. In blikken dozen zaten meer gekartelde foto’s van mij met dan zonder

Mijn favoriete hoofddeksel was een afgedankte “muts of Bonnet de Police voor manschappen van de Rijkswacht: donkerblauw met witte streep en rood afgebiesd”. Ik droeg ze zelfs als Old Shatterhand, de bloedbroeder van mijn neef Winnetou die natuurlijk een hoofdband met veren droeg. Op Treasure Hunt gaat de muts vandaag voor 225 €. Dankzij mijn professioneel nomadisch bestaan is de rest van de collectie nogal eclectisch. Van alle strooien hoedjes is dat van Madeira mij het liefst omdat het met zijn platte randen en platte kroon aan de boater hat van de vorige eeuwwisseling doet denken. Ik ben nogal nostalgisch van aard. Overeenkomstig mijn CV is het Midden-Oosten het zwaarst vertegenwoordigd. Helaas neemt de waarde van die stukken af omdat ze alsmaar minder exotisch en zeldzaam worden.

Van het Arabische Schiereiland, waar ik zowel in het oosten als westen heb gewoond, zijn een aantal gehaakte taqiya. Natuurlijk niet te verwarren met taqqiya, dat als woord precies dezelfde wortel van ‘respect’ heeft, maar toch ook vaak wordt geïnterpreteerd als het verbergen van het geloof mocht dat nodig zijn. In de Golf zit dat kapje soms wel verstopt onder de ghutra omdat de hoofddoek zo beter op zijn plaats blijft, ondanks de zwarte en dubbele koorden van de egal. Elders in de moslimwereld dient de taqiya vooral als gebedskapje. Daar wordt de ghutra ook liever keffyieh genoemd. Natuurlijk heb ik de twee geblokte basisuitvoeringen: de rood-witte en de zwart-witte. Ze zijn een uitstekende bescherming tegen de zon, stof en zand. Ook om het gezicht onherkenbaar te maken, komen ze vaak van pas, vandaag vooral buiten woestijngebieden. Midden-Oosten-verslaggever Rudi Vranckx gebruikt graag een zwart-witte als sjaal. Wel vreemd dat ik hem nooit een Joodse keppel heb zien dragen. Dat een goj beter geen keppel draagt, heeft advocaat Hans Rieder onlangs nog mogen horen, zoals ook ik vind dat een journalist beter geen keffyeh draagt, maar ik heb wel mooie exemplaren van beide.

In de blikken dozen van mijn ouders zaten natuurlijk ook foto’s van mijn grootouders. Mijn grootvaders gingen nooit blootshoofds de deur uit. Vovo droeg altijd een pet maar die heette toen nog klak. Zijn zondagse, met een kleine ruitje in een wat luxueuzere stof, koester ik. Bopa kon dan weer niet zonder zijn zwarte hoed. Helaas zijn de hoeden uit die hoek verdwenen. Ze hadden niet misstaan tussen mijn Stetsons, Fedora’s en vooral mijn handgeweven Montecristi Panama. Van mijn tijd als VIW-tabaksplukker in Ontario dateert een cap. De meesten van ons droegen groene caps met het hert van John Deere maar ik ben erg trots op mijn blauwe van Stewart landbouwmachines. In mijn rebelse jaren heb ik nochtans alle vormen van caps links laten liggen, ze deden me te veel aan baseball en andere sporten denken. Ik ben al heel vroeg en resoluut voor hoeden gegaan.

Van het Midden-Oosten bracht ik ook een Afghaanse muts mee. Mijn Pasjtoe is nog meer verroest dan mijn Arabisch, maar als ik het label binnenin goed interpreteer, is dit model genoemd naar Ahmad Shah Massoud, de verzetsheld die tegen de sovjetbezetting in Afghanistan in de jaren negentig vocht. Hij werd op 9/11, op 9 september 2001, vermoord door ‘zogenaamde Belgische journalisten van Marokkaanse origine’. Dat dergelijke Afghaanse mutsen, met bijpassende (gevechts-)tenue, vandaag in ons straatbeeld opduiken is een vreemde maar vooral paradoxale twist van de geschiedenis van het terrorisme. Op een al even onbegrijpelijke manier bedreigt de boerka de koketterie van zovele traditionele vrouwenklederen die ik tijdens mijn jaren in de Levant en omstreken nog heb gezien.

Tussen mijn petten en hoeden verraden eigen hoofddeksels natuurlijk ook wat ze verondersteld zijn te beschermen. Zo ben ik de jongste jaren terug van hoeden naar petten gegaan. Thuis draag ik graag mijn Franse baret, foulard imperméable. Maar sinds ik City Sport heb ontdekt -West-Vlaamse know-how, vierde generatie sinds 1898- zweer ik in de zomer bij mijn linnen in pistache en in de winter bij mijn zwarte in alpacawol. Dat zelfs in en op mijn hoofd nog wat beweging zit, bewijst mijn jongste aankoop. Van ontwerper Pol Vogels -bekend van de jassen met vredesduif van Prinses Delphine- heb ik mij zopas een coole hoodie aangeschaft. De blikvanger van de hoodie is een fijn geborduurde grijze duif. Pol Vogels is de zoon van een duivenmelker. Precies zoals Vovo. Die altijd een pet droeg. Terwijl Bopa toch veeleer een fervente liefhebber van hanengevechten was. En daarbij een hoed droeg.

Auteur:
Theo Dirix