En, hoelang bent u al uit België weg?
Zoals alle Vlamingen in de Wereld krijgt onze columnist Theo Dirix ook geregeld die vraag. Op zich is het een onschuldige. Maar wat heeft ze uitgelokt? Een nostalgische opmerking? Een inheems trekje? Vaak verbergt de ene vraag een andere.
Gelukkig vertrekken uitwijkelingen vandaag niet meer voor de eeuwigheid. Dat doen wij met z’n allen nog maar één keer in ons leven. Ook al is ons land nooit meer veraf, toch kunnen wij onze vrienden en familie maar één keer lastigvallen met verhalen over cultuurshocks en botsingen van waarden. Dat is nochtans aan het veranderen.
Gisteren is het me weer overkomen. Twee keer kan nog altijd toeval zijn, maar dit was de derde keer: “bent u misschien historicus?” Mijn spontane reactie was: “Geschiedenis heb ik nauwelijks gedaan. Maar ik ben zelf geschiedenis”.
Als u mijn leeftijd van mijn geboortejaar aftrekt, zit ik in de negentiende eeuw. Ik herinner mij nonkel Fons die vier jaar in de loopgraven aan de IJzer heeft gezeten. Van mijn pa wist ik dat hij zijn moeder tijdens de Tweede Wereldoorlog verloren was. Ik ben ’s nachts opgestaan om de eerste maanlanding live op zwart-wittelevisie te zien en Flipper was de eerste die ik in kleur zag.
Zoals wij allemaal weeg ik dingen af tegen herinneringen, met de strafste eerst. Niet die mekkerende dolfijn Flipper, natuurlijk, maar wel een televisie van zwart-wit naar kleur, en dan op een drafje via kabel, satelliet, Internet naar smartphone.
Tegelijk zijn de generaties beginnen spurten. Deze Boomer moet buigen voor een Zoomer van de generatie Z vanaf 2000, die neerkijkt op een Millennial van Y, maar ondertussen zelf de hete adem van een Alpha, geboren vanaf 2010, in de nek voelt. Voor een mens is een stap in de geschiedenis misschien klein maar de mensheid maakt nu wel erg gekke bokkensprongen.
Een andere vraag die ik voortdurend krijg, is hoelang ik al uit België weg ben? Mijn antwoord: “Nooit! Ik heb zelfs nooit het adres van mijn ouderlijk huis veranderd. Maar ik heb de voorbije dertig jaar wel in zeven landen gewoond”.
In mijn waardeschaal heb ik mijn houding altijd afgewogen tegen de gedragingen van mijn ma. Toen ze stierf, vond ik een papiertje met daarop in haar handschrift: “Tanden poetsen, haar kammen (dat is gelukkig niet meer nodig), schoenen ‘blinken’, één schone zakdoek maar nooit de handen in de zakken, en op tijd vertrekken!”
Ambtenaars in buitenlandse dienst of u, in dienst van een buitenlands bedrijf, kennen ongetwijfeld ook deze vraag: “hoe diep zit u in uw lokaal netwerk?” Voor de enen klinkt dat als: “are you going native?”; voor anderen is integratie of assimilatie een noodzaak of een verplichting. Hier is een bekentenis: wat onze inwijkelingen bij ons op dat vlak vaak wordt verweten, is niet veraf van hoe het deze uitwijkeling elders is gelukt.
Van een dronken radiocollega, heel lang geleden, herinner ik mij de gevleugelde woorden uit zijn ochtendprogramma: “hoe laat het nu is, beste luisteraars, kan ik met de beste wil van de wereld niet zeggen: de wijzers vertikken het van te blijven stilstaan”.
Als de wijzers van de tijdslijn hierboven zo blijven razen, zal niet alleen de wijzerplaat opwarmen, cijfertjes zullen smelten, onleesbaar worden: waren het nu Romeinse of Arabische? Nog heel even en Salvator Dali zal niet langer als een surrealistische schilder worden beschouwd. De smeltende klokken in zijn doeken: (Het uiteenvallen van) De volharding der Herinnering zullen dan hyperrealistisch overkomen. Maar ze zijn toch wel mooi, zult u zeggen; jazeker, maar als ze loskomen zijn wegschietende wijzers wel heel gevaarlijke wapens, zelfs als u niet dronken bent.