Bilocatie of ubikwiteit: niet alleen de woorden zijn moeilijk
“Heimwee en fernweh zijn beide een wezenlijk deel van mijn identiteit”, zo schreef ik hier een tijdje geleden en ik voegde er nog wat zeurderig aan toe: “Natuurlijk heb ik dat gemis aan een thuis en dat verlangen naar het onbekende liefst in balans”. Tussen haakjes kondigde ik ook aan dat ik later nog wel eens een boekje over ‘bilocatie’ zou opendoen. Ik vrees dat het zover is.
Toen ik na een maandenlang verblijf in het buitenland weer eens in het thuisland was, kreeg ik de vraag of ik blij was terug te zijn. Waarde lezer, geef al maar meteen toe dat ik niet de enige ben die geregeld die vraag krijgt en dan ook altijd even aarzelt. Tegenwoordig reageer ik met een kwinkslag: “Als ik hier ben, dan ben ik toch weer liever daar. En omgekeerd.” Met dat verwarrende antwoord vermijd ik een voorkeur uit te spreken en hoop niemand teleur te stellen: iedereen tevreden.
Helaas is er meer aan de hand. Gemis en drang zoeken voortdurend naar een balans maar van al dat gewiebel wordt een mens niet gelukkig. Met afgunst lees ik verhalen van heiligen, monniken, goeroes en andere paranormalen die over de gave van de ‘bilocatie’ beschikken. Zowel christelijke als niet-christelijke tradities kennen talloze verhalen van adepten die gelijktijdig op verschillende plekken aanwezig zijn of kunnen zijn.
Voor alle duidelijkheid: mochten sommigen vroeger al tevreden zijn met een lichamelijke aanwezigheid op één plaats en tegelijk op een andere plaats verschijnen of elders iets in gang zetten, dan schakelen wij vandaag toch gewoon Zoom of Teams in. Mij gaat het ook niet om ‘translocatie’ of ‘astrale projectie’: hier geen spelletjes tussen stoffelijk en etherisch; mijn mystiek is van aardse aard. Een voorbeeld daarvan is ‘autoscopie’. Of hebt u zichzelf nog nooit als in een visioen gezien; ik wel maar ik ben er niet trots op.
Evenmin wil ik “Beam me up, Scotty” horen. ‘Teleportatie’ of verplaatsing in tijd en ruimte mag voorlopig nog science fiction zijn, ik vlieg nu al tegen mijn zin. Hoe ouder ik word, hoe liever ik traag reis. Niet alleen heb ik zo de illusie dat de tijd mee vertraagt maar ook dat er tegen het eind meer tijd overblijft. Nee, ik heb het hier over ‘hard core bilocatie’.
Dat verschijnsel is verwant aan ‘ubikwiteit’. Als dat geen mooi woord is, dan is het in ieder geval moeilijker dan bilocatie. Het verschil zit hem in ‘arrogantie’. Het woord wijst ook op de mogelijkheid om op meer dan één plaats tegelijk te zijn, maar met zijn Latijnse stam toch vooral ‘overal’ tegelijk. Een dergelijke ‘alomtegenwoordigheid’ lijkt mij, ook al heb ik de voornaam die ik heb, moeilijk te managen. Het komt in ieder geval aanmatigend over. Vergeet ‘ubikwiteit’, maar niet het woord.
Er bestaat een kleine kans dat u zelfs mijn verlangen naar ‘bilocatie’ te veeleisend vindt. “Kan hij niet gewoon het beste maken van de plaats waar hij zich bevindt. Het gras is toch altijd groener aan de overkant, zelfs als je van oever verandert.”
Dat u dat vindt zou me toch verbazen: willen niet alle reizigers of expatriates tegelijk thuis (en) op een ander zijn?